DE KEENESLUIS, EEN GESCHIEDENIS MET TOEKOMST
Door: Philip van Dueren den Hollander (november 2017)
INLEIDING
Met de afsluiting van de zuidelijke Keenemonding in 1768, werd het nieuw gevormde holocene
zeekleigebied in het westen van Noord-Brabant verenigd met de rest van de provincie. Daar zijn het
vooral de oude pleistocene dekzandgronden die het landschapsbeeld bepalen. “Het Eiland” (van
Klundert, Fijnaart en Willemstad) werd door deze afsluiting definitief vastgepolderd aan het Noord-
Brabantse vasteland. Al acht jaar eerder in 1760 was de Keene bij Fort Noordam ten noorden van
Klundert afgedamd. Nu stroomde er geen aan eb en vloed onderhevig zout water meer door dit ooit
zo brede gorzen- en waddengebied. Zeilvaart tussen bijvoorbeeld Dordrecht en Oudenbosch langs
Klundert over de Keene was al vanaf ongeveer 1630 nauwelijks meer mogelijk. Met het opslokken van
dit laatste grote eiland in het noordwesten kreeg Noord-Brabant z’n hedendaagse vorm.
WEST-BRABANT VERDRINKT
Deze zuidelijke afsluiting van de Keene en de bouw van de Keenesluis in 1768 symboliseren ook een
héreniging van de provincie. Echter, het West-Brabantse landschap is in enkele honderden jaren tijd
wel totaal veranderd en dat is, geologisch gezien, ongelooflijk snel. Ook de grenslijn tussen Holland en
Brabant verloopt nu anders dan in de Middeleeuwen. Omstreeks 1250 is er in West-Brabant nog
sprake van een aaneengesloten veenlandschap. Steeds meer turf wordt er gewonnen en afgevoerd
naar het in die tijd welvarender wordende Vlaanderen. De turfwinning ondermijnt het landschap. Al
(Afb.1) Zuidwest-Nederland volgens de paleografische kaart ± 100 na Chr. ten tijde van de Romeinen.
Een gesloten kustlijn met slechts drie openingen: Rijn, Maas en Schelde. De bruine kleur is veenmoeras.
sinds het einde van de laatste ijstijd ongeveer 12.000 jaar geleden (aanvang Holoceen) stijgt de
zeespiegel. De Noordzee staat nu 120 meter hoger dan toen. Door ontwatering en turfwinning daalt
de veenbodem. De zee breekt vanaf de vroege Middeleeuwen dan ook op steeds meer plaatsen door
de kust, een kustlijn die in de Romeinse tijd (vanaf ± 50 jaar voor Chr.) nog vrijwel gesloten was. Het
door de mens ondermijnde landschap begint nu te verdrinken. Een nieuwe bron van inkomsten, want
uit dat met zeewater doordrenkte veen kan zout gewonnen worden (selnering), dus nog nijverder
graaft men gaten en (turf)vaarten. De oprukkende zee krijgt daarmee nog meer kansen.
In de vroege Middeleeuwen ontstaat een nieuwe vaarverbinding door het veengebied vanaf de
Schelde naar de Maas, Striene genaamd. Deze vaarweg naar het noorden mondt bij Strienemonde (nu
omgeving Oud-Beijerland in de Hoekse Waard) uit in een arm van de Maas. Iets ten zuidwesten van
het huidige Numansdorp moet in die tijd de rivier Mark zijn uitgestroomd in deze Striene. De veel
zuidelijkere monding van de Mark, via Barlake en Dintel in het tegenwoordige Volkerak, vormt zich pas
enkele eeuwen later. Nieuwe zeegaten en zeearmen maken vanuit het westen verbinding met de
almaar breder wordende Striene. Genadeklap vormen de Sint-Elisabethsvloeden van 1421 en 1424.
(Afb.2) De Groote of Zuid-Hollandse Waard ± 1400. De rode pijl geeft aan waar de dijk tijdens de Sint-
Elisabethsvloed in 1421 breekt (Geschiedkundige Atlas van Nederland, Martinus Nijhoff, 1924-1935).
De Groote of Zuid-Hollandsche Waard verdwijnt en de Biesbosch vormt zich. De Moye Keene (“moye”
waarschijnlijk in de betekenis van “midden”) ontstond mogelijk al eerder. West-Brabant is nu
veranderd in een wadden- en gorzengebied met hier en daar een eiland of een plaats op een oude
(pleistocene) zandopduiking, zoals Zevenbergen en Steenbergen. De vloed bereikt soms zelfs de
hogere zandgronden bij Roosendaal en Breda. In Breda bouwt men na 1500 zelfs getijdenmolens! Wie
nu van Holland naar Antwerpen reist, scheept zich het beste te Dordrecht in en zeilt via onder meer de
Wyve Keene, Roo Vaart, Moye Keene en Barlake naar Oudenbosch. Vanaf daar vervolgt men de reis
weer over land. Het oude West-Brabant uit de veentijd bestaat niet meer, het is verdronken.
DE GEBOORTE VAN HET NIEUWE WEST-BRABANT
Nu hebben dezelfde Sint-Elisabethvloeden ook bijgedragen aan de geboorte van het nieuwe West-
Brabant, een gebied van uitgestrekte zeekleipolders, dijken, sloten, kreken en rechte polderwegen,
het West-Brabant zoals wij dat vandaag de dag nog kennen. Vanuit het westen had de zee met z’n eben
vloedstromen al eerder toegang gekregen tot het gebied. Maar na het verdwijnen van de Groote of
Zuid-Hollandsche Waard en het ontstaan van de Biesbosch, vloeiden er ook grote hoeveelheden
Maas- en Rijnwater naar het zuidwesten. Door al die waterbewegingen werd er veel fijn sediment, de
huidige vruchtbare klei, naar het verdronken West-Brabant gevoerd. Vooral bij dood tij kon dat
sediment rustig bezinken. Ondiepe wateren werden slikken. Deze slikken slibden verder op tot gorzen.
Die gorzen werden eerst omkaad en later als vruchtbare zeekleipolders bedijkt. Het gebied rondom de
Moye Keene staat wat dit betreft model voor de rest van West-Brabant.
(Afb.3) Noordwest-Brabant zoals afgebeeld op de kaart van Zeeland van 1543. Het rode vierkante
kader geeft het gebied aan van de latere Gastelse Kaart (1565) en de Mauritskaart nadien (1590).
Ter hoogte van Klundert had de Keene een wantij. Zowel vanuit het noorden als het zuiden stroomde
de vloed de brede getijdengeul in. Bij Klundert ontmoetten deze vloedstromen elkaar en kwam het
brakke water min of meer tot stilstand (het wantijgebied). Bij eb trok het water zich weer in twee
richtingen terug. Relatief weinig doorstroming en ook nog eens water met veel sediment, er is weinig
verbeelding nodig om ondiepten, modderbanken, schorren en gorzen te zien ontstaan. Het vereiste
steeds meer vakmanschap en ervaring om de ondiepten van de Keene te bezeilen. Daarbij maakte
inpoldering van gorzen aan weerszijden het vaarwater ook nog eens een stuk minder breed en werd
de vesting Klundert tot aan de “overkant” uitgebreid.
DE EERSTE KAARTEN VAN WEST-BRABANT
Betrouwbare kaarten van het West-Brabant rond 1500 zijn zeldzaam. Vaak is er sprake van pas later
gemaakte reconstructies en schetsen. Voor de Middeleeuwen, dus de tijd van het veen, geldt dit in
nog sterkere mate. Goede kaarten van Zeeland zijn iets minder zeldzaam. De kaart van Zeeland van
omstreeks 1543 toont aan de oostrand een flink stuk West-Brabant, of beter gezegd, een grote
(Afb.4) “Kaart van het eiland van Willemstad, Fynert en Cluenaert, alsmede van Stantderbuyten” in
1580. De maker niet bekend. Deze afbeelding is digitaal beschikbaar bij het West-Brabants Archief.
watervlakte met hier en daar een eiland. Ten noordoosten van Zevenbergen is er dan al een groot
gebied ingepolderd. De indertijd niet verdronken zuidelijke rand van de Groote Waard, met plaatsen
als Geertruidenberg, Drimmelen en Zwaluwe, begrenst dit nieuwe poldergebied aan de noordzijde en
is nu deel van Noord-Brabant geworden. Tussen 1523 en 1526 wordt het gors Standerbuyten bedijkt
en daarmee de ruimte voor het Keenewater aan de zuidoostzijde een stuk verkleind. Dit Oudland van
Standdaarbuiten wordt op de Zeeuwse kaart van 1543 afgebeeld als een eiland tussen Zevenbergen
en de Keene. Aan de overzijde, op “Het Eiland” uit het begin van deze tekst, zien we al de eerste
polders bij Fijnaart en Klundert. Oostelijk van de noordelijke monding van de Keene ligt het eiland van
Moerdijk. De watervlaktes worden steeds kleiner, vruchtbare zeekleipolders ontstaan.
DE GASTELSE KAART VAN 1565
De allereerste echt betrouwbare kaart van het nieuwe noordwesten van Noord-Brabant dateert van
1565 en danken we aan een rechtszaak. De landmeters Jan Sijmonszoon Indervelde en Cornelis
Pieterszoon krijgen de opdracht het hele gebied zorgvuldig in kaart te brengen, dit doen zij met behulp
van precieze driehoeksmeting. Ook de oriëntatie op het noorden is voor de hedendaagse beschouwer
een prettige bijkomstigheid. Deze “Gastelse Kaart” mag met recht de geboortekaart van het
hedendaagse West-Brabant heten. De oude middeleeuwse grenzen waren in 1565 grotendeels
weggespoeld en vergeten, dus over het eigendom van de nieuwe vruchtbare zeekleigebieden werd
veelvuldig getwist. In dit geval ging het conflict over wie er waar de “tienden” (een oude belasting)
mochten innen. Jan IV van Glymes, markies van Bergen op Zoom, en de abt van het klooster Sint
Bernaars uit Hemiksem aan de Schelde (zuidelijk van Antwerpen) betwistten elkaar dat recht. De Raad
van Brabant te Brussel deed uitspraak. De rechtbank en beide partijen kregen elk een exemplaar van
de op perkament getekende kaart. Van deze drie exemplaren gingen er twee verloren. Het enige nog
bekende exemplaar (143 cm breed x 146 cm hoog) werd in de dertiger jaren van de vorige eeuw
teruggevonden in de Sint-Bernardusabdij te Bornem, dit door de amateur-historicus Frans Akkermans
(1881-1974) uit Oud-Gastel. De abdij te Bornem is de voortzetting van het klooster van Sint Bernaars
te Hemiksem. In de jaren nadien maakte Frans Akkermans enkele voortreffelijke kopieën van de kaart.
Het origineel uit 1565 werd eind 2016 in een hoge resolutie gedigitaliseerd. Tevens werken de oudarchivaris
van Bergen op Zoom dr. W.A. van Ham en de historisch geograaf dr. K.A.H.W. Leenders,
gezamenlijk aan een wetenschappelijke beschrijving van deze en de latere Mauritskaart uit 1590. Hun
werk wordt voorjaar 2018 in boekvorm gepubliceerd.
DE MAURITSKAART VAN 1590
In 1590 tekent Indervelde de kaart nogmaals, maar nu naar de toenmalige situatie. Deze “update” op
papier (220 cm breed x 203 cm hoog) zendt hij als sollicitatiebrief aan de nieuwe machthebber van
deze streken, de ons welbekende Prins Maurits. Rechtsonder op de kaart schrijft hij zijn noodkreet: “Ik
wil mijn brood verdienen. Geeft u, doorluchtige hoogheid, mij toch werk?” Prins Maurits neemt Jan
Sijmonszoon inderdaad in dienst, hij heeft voor een dergelijke vakman voldoende werk te doen. Deze
tweede Gastelse Kaart, ook wel “Mauritskaart” genoemd, bevindt zich nu in slechte staat, de kaart
werd ooit in negen stukken gesneden, in het Nationaal Archief te Den Haag. De Mauritskaart uit 1590
werd begin 2016 al gedigitaliseerd en op 20 mei nadien via BN DeStem gepubliceerd. De kwaliteit
wordt echter nogmaals verbeterd. Kort na de uitgave van het hiervoor genoemde boek, zal deze
verbeterde versie, tegelijk met de kaart uit 1565, digitaal voor het publiek beschikbaar komen. Tevens
zullen er van de beide kaarten fraai ingelijste afdrukken op ware grootte in Kasteel Bouvigne bij Breda
(zetel Waterschap Brabantse Delta) en in het Mauritshuis te Willemstad komen te hangen.
Dankzij beide kaarten hebben wij een goed beeld van het toenmalige stroomgebied van de Keene. We
zien de zeilschepen er als het ware hun (vaar)weg zoeken. Wat ook opvalt zijn de inpolderingen en
landschapswijzigingen in de vijfentwintig jaar tussen 1565 en 1590. West-Brabant verandert dan
razendsnel. Heel precies kunnen we op de kaarten ook de latere inpolderingen van Keense gorzen, de
toekomstige dijken en dammen, polderwegen, de Keenesluis van 1768, de windwatermolen van 1801
en het gemaal van 1892 projecteren. Moderne topografische kaarten kan men een op een op deze
kaarten uit 1565 en 1590 leggen, alles klopt. In het zuiden mondt de Keene uit in de Barlake. In 1565 is
die zuidelijke Keene, inclusief de buitendijkse gorzen, nog zeer breed. De huidige Boerendijk (Fijnaart)
is op dat moment de buitenste dijk op het Eiland. Aan de overzijde is de tegenwoordig Oudendijk
genoemde dijk (Standdaarbuiten) de buitendijk. Hemelsbreed bedraagt de afstand tussen de beide
dijken zo’n anderhalve kilometer, de breedte van het toenmalige getijdengebied. Kortom, in 1565
moet de Keene, zeker bij hoge vloed, nog een indrukwekkend brede waterstroom zijn geweest.
DE KEENE WORDT AFGESLOTEN
Tot aan de definitieve afsluiting in 1768 wordt de zuidelijke monding van de Keene steeds smaller.
Tussen de Boerendijk op het Eiland en de hoofdgeul van de Keene wordt in de periode 1598-1609 het
Boeregors bekaad en nadien in 1649-1650 bedijkt. Na bedijking is het geen gors meer en luidt de
nieuwe naam Henriëttepolder. Ook aan de overkant bij Standdaarbuiten wordt de Oudendijk een
(Afb.5) Uitmonding van de Keene in De Mark of Bredaase Vaart in 1765 kort voor de (zuid)afsluiting.
De dam is haaks over de Keene geprojecteerd. De definitieve dam of dijk kruist de Keene iets schuin.
(Afb.6) De zuidelijke Keenemonding kort na de afsluiting in 1768. In de op de kaart genoemde “den
Nieuwen Dijk” (later Blaaksedijk) is een dubbelwerkende keersluis, de eerste Keenesluis, opgenomen.
(Afb.7) Keenehaven op de topografische kaart van 1900. De oude keersluis werd in 1898 verbouwd tot
schut- en spuisluis. Een stoomgemaal met scheprad maalt het water van de Keene uit op Mark-Dintel.
binnendijk. Tussen deze “oude” dijk en de Keene ontstaat het Nieuwland of de Mancia Winterpolder
(bekaad 1612, bedijkt 1613-1614). Ten zuiden van dit Nieuwland en het eerder genoemde Oudland
van Standdaarbuiten vormt zich de Prins Hendrik of Mancia Zomerpolder (bekaad in 1624, de data van
bedijking spreken elkaar tegen). Op een kaart uit 1765 wordt als afstand tussen de buitendijk van de
Henriëttepolder (Het Eiland) en de kade van de Prins Hendrikpolder (het vasteland) “Breete 100
Roede” (ongeveer 400 meter) genoteerd, waarbij de laatst overgebleven stroomgeul van de Keene
“14½ Ro Breet” (ongeveer 60 meter) zou zijn. Dat is allemaal een stuk minder indrukwekkend dan
tweehonderd jaar eerder. In 1765 is men kennelijk wel al volop bezig met de voorbereiding van de
definitieve afsluiting drie jaar later, vandaar deze kaart en de daarop genoteerde breedtes. De Keene
mondt volgens de kaart uit in “De Mark of Bredaase Vaart”. De op vele manieren geschreven oude
naam “Barlake” voor dit deel van de tegenwoordige Mark-Dintel, begint in onbruik raken. Op een
kaart uit 1768, kort na de zuidelijke afsluiting van de Keene, lezen we als naam “Revier de Marck”.
In 1768 is het dan zover. Acht jaar eerder werd de Keene ten noorden van Klundert afgesloten met
een dam plus sluis. Nu sluit men de ooit zo brede Keene ook in het zuiden af, bij de uitmonding in de
Mark. Het Eiland van Klundert, Fijnaart en Willemstad is met deze afsluitingen vasteland geworden.
(Afb.8) Philip van Dueren den Hollander, de schrijver van dit artikel, geeft in september 2017 uitleg bij
een kopie van de Mauritskaart uit 1590. Het afgebeelde kaartgedeelte wordt wellicht door u herkend.